Hoge Raad, 05-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:515, 18/02160
Hoge Raad, 05-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:515, 18/02160
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 april 2019
- Datum publicatie
- 5 april 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:515
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:1600
- Zaaknummer
- 18/02160
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
5 april 2019
Nr. 18/02160
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 april 2018, nr. 17/00613, betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 17 november 2017, nr. 17/02490, ECLI:NL:HR:2017:2876, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (nr. BK-16/00507), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.