Hoge Raad, 18-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:65, 17/03991
Hoge Raad, 18-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:65, 17/03991
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 januari 2019
- Datum publicatie
- 18 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:65
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:3075
- Zaaknummer
- 17/03991
Inhoudsindicatie
Proceskosten; art. 29f AWR; verzoek om veroordeling in de proceskosten na intrekking cassatieberoep; art. 29f AWR ziet slechts op kosten gemaakt voor het geding in cassatie.
Uitspraak
18 januari 2019
Nr. 17/03991
Arrest
gewezen op het hierna vermelde verzoek van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende).
1 Verzoek
De Staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 juli 2017, nr. 16/03713 betreffende een beschikking op een verzoek van belanghebbende om teruggaaf van omzetbelasting over de periode 20 juni 2013 tot en met 31 december 2013. Hij heeft dat beroep ingetrokken. Belanghebbende heeft de Hoge Raad verzocht de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep in cassatie en de behandeling van het bezwaar, van het beroep bij de Rechtbank en van het hoger beroep bij het Hof.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het verzoek
De Hoge Raad ziet, gelet op de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen op dit punt zijn verstrekt, aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken.
Voor het overige komt het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking. Artikel 29f AWR, waarop het verzoek is gebaseerd, strekt zich niet uit tot de kosten van de behandeling van het bezwaar, van het beroep bij de Rechtbank en van het hoger beroep bij het Hof, waarvoor het Hof al vergoedingen heeft toegekend.
3 Beslissing
De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.024 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2019.