Hoge Raad, 10-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:693, 18/03341
Hoge Raad, 10-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:693, 18/03341
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 mei 2019
- Datum publicatie
- 10 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:693
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2018:5855
- Zaaknummer
- 18/03341
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
10 mei 2019
Nr. 18/03341
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 juni 2018, nrs. 17/00606 t/m 17/00609, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 14/7547, 14/7552, 14/7554 en 14/7559) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de kansspelbelasting over de tijdvakken 1 juli tot en met 31 december 2008, 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009, 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 en 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.