Hoge Raad, 10-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:696, 18/04425
Hoge Raad, 10-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:696, 18/04425
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 mei 2019
- Datum publicatie
- 10 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:696
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:3699
- Zaaknummer
- 18/04425
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
10 mei 2019
Nr. 18/04425
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 6 september 2018, nrs. 17/00358 en 17/00359, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 16/3712 en 16/3713) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2007 en 2008 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen en de daarbij voor het jaar 2008 gegeven boetebeschikking.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.