Hoge Raad, 24-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:795, 18/02440
Hoge Raad, 24-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:795, 18/02440
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 mei 2019
- Datum publicatie
- 24 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:795
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:1820
- Zaaknummer
- 18/02440
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
24 mei 2019
Nr. 18/02440
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 april 2018, nr. 16/03586, op het hoger beroep van [X] te [Z], Verenigde Staten van Amerika (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/4734) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van de in het incidentele beroep aangevoerde klachten
Aangezien het incidentele beroep niet strekt tot verkrijging van een voor belanghebbende gunstiger resultaat dan voortvloeit uit de uitspraak van het Hof, is dat beroep kennelijk alleen ingesteld voor het geval het principale beroep tot vernietiging van die uitspraak zou leiden. Dat geval doet zich niet voor, zodat het incidentele beroep gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb vervalt.