Hoge Raad, 14-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:914, 17/03482
Hoge Raad, 14-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:914, 17/03482
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 juni 2019
- Datum publicatie
- 14 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:914
- Zaaknummer
- 17/03482
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 17/03482
14 juni 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 7 juni 2017, nrs. BK-16/00546 tot en met BK-16/00557 en BK-16/00596, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 16/2141 tot en met SGR 16/2143, SGR 16/2145 tot en met SGR 16/2153 en SGR 16/2159) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2001 tot en met 2006 en 2008 tot en met 2010 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de aan belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de bij de navorderingsaanslagen over de jaren 2001 tot en met 2006 en 2008 tot en met 2010 gegeven beschikkingen inzake heffingsrente, de bij de aanslag voor het jaar 2011 gegeven beschikking inzake heffingsrente en de bij de aanslag voor het jaar 2012 gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. (vgl. het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 17/05606 (ECLI:NL:HR:2019:816)).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.