Hoge Raad, 14-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:939, 18/03729
Hoge Raad, 14-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:939, 18/03729
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 juni 2019
- Datum publicatie
- 14 juni 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:939
- Zaaknummer
- 18/03729
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 18/03729
14 juni 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] V.O.F. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 juli 2018, nrs. 16/03912 en 16/03913, betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 25 november 2016, nr. 15/02183, ECLI:NL:HR:2016:2664, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (nrs. 12/00507 en 12/00508), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht. Aangezien dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.