Home

Hoge Raad, 19-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1058, 18/03750

Hoge Raad, 19-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1058, 18/03750

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 juni 2020
Datum publicatie
19 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1058
Formele relaties
Zaaknummer
18/03750

Inhoudsindicatie

HR: 81.81 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 18/03750

Datum 19 juni 2020

ARREST

in de zaak van

STICHTING [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2018, nr. 17/00846, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/1296) betreffende een aan belanghebbende over de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing