Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6651, 17/00846
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6651, 17/00846
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 juli 2018
- Datum publicatie
- 3 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:6651
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2017:4242, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1058
- Zaaknummer
- 17/00846
Inhoudsindicatie
OB. Woningbouwcorporatie. Integratieheffing. Overgangsregeling Besluit 23 december 2009, CPP 2009/2495M van toepassing?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00846
uitspraakdatum: 24 juli 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 augustus 2017, nummer AWB 16/1296, ECLI:NL:RBGEL:2017:4242, in het geding tussen de Inspecteur en belanghebbende
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur, de naheffingsaanslag en de beschikkingen vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en de Inspecteur gelast het betaalde griffierecht te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is een woningbouwcorporatie. Belanghebbende verhuurt onder andere woningen in de gemeente [A] . Belanghebbende is voor haar activiteiten ondernemer voor de heffing van omzetbelasting. Belanghebbende verricht vrijwel uitsluitend van omzetbelasting vrijgestelde prestaties.
In een intern memo van belanghebbende van 23 maart 2007 staat voor zover voor dit geding van belang is, het volgende:
“ [B] heeft plannen tot realisatie van 30 appartementen, 10 winkelruimtes op de begane grond en daaronder een parkeerkelder met ruimte voor 42 auto's.
De locatie is het [a-plein] , in het centrum van [C] ; vlakbij complex [D] .
Een probleem is dat de gemeente de parkeernorm van 1: 1,6 heeft gesteld (voor woningen en winkels?). Parkeren buiten het gebouw is niet mogelijk voor bewoners en personeel. Dit betekent dat er 1,6 x 40 = 64 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd (?), 22 meer dan beschikbaar.
[E] denkt dat de parkeernorm kan worden verlaagd door zorgwoningen te realiseren. Dit zullen dan waarschijnlijk woningen met zware zorg moeten zijn, bijvoorbeeld psychogeriatrische patiënten. Maar wellicht dat er voor senioren in het algemeen ook een lagere norm geldt. [F] oppert de mogelijkheid van gestapeld parkeren.
Afgesproken is dat [G] het aanbod beoordeelt op vraag naar seniorenhuisvesting in [C] , het voldoen aan de referentiekwaliteit, en overlegt met ZDS. [H] beoordeelt de financiële aspecten.
Volgens [H] is voor begeleid wonen een oppervlakte nodig van 350 m2.
(…)
Toetsing aan referentiekwaliteit
(…)
Conclusie: de woningen zijn niet geschikt als huurwoning voor [X] , tenzij de plattegrond kan worden aangepast (de woningen moeten een stuk groter/ breder worden)
Mening [I]
Volgens [J] van [I] (telefoongesprek) is er geen behoefte, zoals geopperd, aan extra woonruimte voor psychogeriatrische patiënten. Dit wordt al in de woonzorgboerderij gerealiseerd Er is waarschijnlijk wel behoefte aan woningen voor geestelijk gehandicapten. Daarvoor kan bijvoorbeeld één van de drie verdiepingen worden gebruikt. De 24-uurs zorg kan vanuit [D] worden geleverd. Niet beoordeeld is of de woningen (met de huidige plattegrond) hiervoor voldoen.”
Bouwbedrijf [B] B.V. (hierna: [B] ) heeft op 10 oktober 2007 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gemeente [A] . Deze overeenkomst heeft betrekking op een bouwaanvraag voor het bouwen van winkels, (rolstoeltoegankelijke) koopappartementen en -studio’s en een parkeergarage aan het [a-plein] te [C] (hierna: project [a-plein] ).
In een e-mail van 17 maart 2009 heeft [K] , manager ontwikkeling van belanghebbende (hierna: [K] ), aan [L] (hierna: [L] ), directeur van [B] , voor zover voor dit geding van belang is, het volgende medegedeeld:
“We hebben gekeken naar de grote lijnen van het plan voor het [a-plein] [C] .
In principe hebben wij interesse in senioren-appartementen op deze plek.
(…)
Als we het hebben over senioren appartementen dan willen we het ontwerp daarop ook toetsen. Een combinatie met starters is dan niet handig, eventuele koop-appartementen, bijvoorbeeld op de bovenste verdieping zou wel goed kunnen. Het achterterrein is ook nog niet opgelost.
Vooraleer het echter de moeite waard loont om op het plan te gaan studeren ontvang ik graag wat meer helderheid over je gedachten over de financiële structuur. Stel dat wij de appartementen zouden willen kopen: wat verwacht je daarvan dan? Of zit er in het bijzonder een knelpunt in de "bedrijfsruimte"?
Van de voorgeschiedenis weten wij dat rond 2005 of iets dergelijks er sprake was van irreële vraagprijzen van de bestaande panden. Het is niet realistisch om deze historie in een nieuw plan in zijn geheel mee te blijven torsen.
Graag hoor ik van je.”
Op 18 juni 2009 heeft [L] aan de architect, [M] van [M] Architekten BV (hierna: [M] ), het volgende geschreven:
“Ik heb gisteren bij provincie en gemeente en [X] gezeten. We hebben het volgende plan:
27 appartementen geschikt voor senioren. Geschikt voor senioren houdt in dat de gang in ieder appartement minimaal 1300mm breed is. De beukmaat moet dus breder worden!. Dit gaan we bereiken door het trappenhuis ertussenuit te halen. Je kunt dan de volledige breedte delen door 9 beuken.
Verder vindt men de slaapkamers te klein en de woonkamers te groot. Ook vindt men de balkons (of loggia's) over het algemeen te klein. Doelstelling is de appartementen een BVO van 65-90m2 te geven
Het trappenhuis willen we verplaatsen naar de achterkant, achter de gallerij Hierdoor verschuift de ingang van de appartementen ook naar de achterzijde op de parkeerplaats. (als je hebt gemaakt op de [a-straat] in [N] ) Bijkomend voordeel is dat we dan meer winkelfront kunnen maken.
Ook wil men ieder appartement apart uitvoeren met een eigen meterkast en eigen cv ketel.
Is dit voor jou aan te passen? In een plattegrondje / geveltje?
Wij denken dan de woningen allen te kunnen verkopen aan de [X] . Uiteraard is hier een flinke financiële aderlating mee gemoeid. De provincie en gemeente willen haar steentje bijdragen, maar er blijft een flink gat wat voor rekening komt van [B] . Ik zal dan ook kritisch naar ieders kosten moeten kijken voor het realiseren van dit werk.
Er is door jou reeds € 31.392,-- gefactureerd op dit werk, je opdracht was € 77.000,- incl constructeur. Het plan wordt er niet moeilijker op omdat de complete parkeergarage is komen te vervallen en alle appartementen nu identiek kunnen worden.
Mijn voorstel aan jou zou zijn om het totale project incl. wijzigingen, constructeur en onvoorziene zaken af te ronden op € 100.000,— onder voorwaarde dat we eruit komen met alle partijen
Graag je reactie. Maandag ga ik weer naar [X] , het zou super zijn als ik dan een plattegrondje zou kunnen laten zien.”
Op 24 juni 2009 heeft [L] het volgende aan [M] geschreven:
“We zijn er in principe uit met de [X] !
We willen 9 grotere appartementen maken (...) en 18 kleinere (zoals nu getekend). Het doel is dan om 3 grotere en 3 kleinere te verkopen op de markt en de rest te verkopen aan de [X] . (...)
Willen jullie een nieuwe principe plattegrond maken met hoofdmaatvoering?
Verder heb ik een plattegrond nodig van de door ons te krijgen grond van de gemeente op het plein. Er moet dan een indeling gemaakt worden met 27 parkeerplaatsen een straat en bergingen. Persoonlijk vind ik langsparkeren niet zo gelukkig mede vanwege de vorm van de bergingen. Kun je hier iets bedenken met parkeren onder 45graden?
Indien mogelijk de plattegrond en situatie vrijdagochtend aanleveren. Ik kan dan de situatie zenden naar een taxateur die de grond gaat taxeren voor ons. Gemeente heeft dat nodig voor een ISV subsidie aanvraag en dat is essentieel voor het slagen van het hele plan.”
Op 30 juni 2009 heeft de gemeente [A] een subsidieaanvraag bij de provincie Gelderland ingediend voor het project [a-plein] . De beschikking waarbij de subsidie is verleend is genomen op 6 januari 2010. De geadresseerde is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [A] .
De onder 2.3. bedoelde overeenkomst is op 29 september 2009 aangevuld in verband met een wijziging in het bouwplan. In deze aanvulling wordt onder meer gesproken van commerciële ruimte, 21 huurappartementen en 6 koopappartementen.
Op 5 november 2009 heeft [K] het volgende per e-mail medegedeeld aan [L] :
“De ontwikkelingen aan het [a-plein] [C] zien er rooskleurig uit. Ik hoop ook op goede voortgang.
Nu je zei dat er binnenkort met omwonenden wordt gesproken wil ik je vragen [X] als zekere partner NIET naar buiten te communiceren. Zodra dit namelijk gebeurt, staat bij ons de telefoon roodgloeiend van geïnteresseerde woningzoekenden, terwijl we nog te weinig concreets kunnen melden. Je kunt wel melden dat het misschien/waarschijnlijk huurappartementen gaan worden.
Overigens komt onze projectmanager [O] als toehoorder naar de bijeenkomst a.s. woensdag.
Wij hebben zodra er groen licht is over bijdragen, verder overleg over hoe en wat, waarbij voor ons voorop staat dat passende appartementen tot stand komen.”
[in] 2009 heeft de commissaris van de Koningin een werkbezoek afgelegd aan de gemeente [A] . Tijdens dit werkbezoek heeft de commissaris van de Koningin de diverse kernen van de gemeente [A] bezocht. In [C] is een bezoek gebracht aan onder andere het [a-plein] . Tijdens dit werkbezoek hebben [L] en [K] de commissaris van de Koningin geïnformeerd over de ontwikkeling van het [a-plein] te [C] . Bij brief van 6 november 2009 heeft de burgemeester van de gemeente [A] [K] bedankt voor zijn inspanningen, zowel bij de voorbereidingen als op de dag zelf, rond het werkbezoek. In de brief is opgemerkt dat de commissaris van de Koningin een goed beeld heeft gekregen van de projecten die binnen de gemeente een belangrijke plaats innemen.
Op 3 december 2009 heeft [L] aan belanghebbende per e-mail tekeningen gestuurd. [O] heeft dezelfde dag namens belanghebbende per e-mail als volgt geantwoord:
“Bedankt voor je gegevens [L] . Zijn er oppervlaktematen van de verblijfsruimte beschikbaar. Juist deze heb ik in beginsel nodig.
Je kunt ook het e-mailadres van Ton Mailen op die wijze kan ik rechtstreeks gegevens opvragen en vragen stellen.”
Op 4 december 2009 heeft [M] de plattegronden per e-mail gezonden aan [O] .
Eind 2009 hebben [B] en belanghebbende gesproken over het schriftelijk vastleggen van de stand van zaken rond het project [a-plein] in een intentieovereenkomst. Hierover heeft [O] namens belanghebbende aan [L] op 17 december 2009 het volgende bericht:
“Met de intentieovereenkomst ben ik niet veel verder gekomen.
Na zeer recentelijk beraad bij onze accountant leert, in tegenstelling tot jouw bericht dat e.e.a. voor eind dit jaar in een intentie moet vastliggen om financieel voordeel in btw vorm tegemoet te kunnen zien, hier geen voordeel te verwachten is.
Het ondertekenen van deze intentie door een bevoegd persoon is niet mogelijk, gewoonweg door tijdgebrek en absentie van [K] . Ik had je hierin vandaag nog willen kennen, dus bij deze.
Met hoge urgentie zal ik [K] vragen dit met voorkeur te behandelen. We gaan wel gewoon verder met de ontwikkeling. Mocht je des ondanks vragen hebben, bel me gerust op. Mocht ik je niet spreken, fijne kerstdagen en een voorspoedig Nieuwjaar toegewenst.”
Op 25 november 2010 hebben [B] (als verkoper) en belanghebbende (als koper) een turnkey-/koopovereenkomst gesloten voor 18 woonappartementen en 18 parkeerplaatsen op de locatie [a-plein] . In deze overeenkomst is een koopsom vermeld van € 3.204.000. Dit bedrag is opgebouwd uit een deel voor grondkosten van € 1.242.000 (18 x € 69.000) en een deel voor bouwkosten van € 1.962.000 (18 x € 109.000). Verder staat in deze overeenkomst onder meer vermeld dat verkoper voor eigen rekening en onder zijn verantwoordelijkheid het bouwplan heeft ontwikkeld en dat het project een te realiseren complex van 27 woonappartementen (koop en huur), circa 1.100 m2 bedrijfsruimte, 27 parkeerplaatsen en bijbehorende voorzieningen omvat.
[B] heeft een deel van de grond in eigendom verkregen op 14 maart 2008 en de overige percelen op 8 oktober 2010. Bij akte van levering van 1 februari 2011 heeft [B] de appartementsrechten zonder berekening van omzetbelasting aan belanghebbende geleverd.
In de loop van 2012 zijn de 18 woonappartementen aan belanghebbende opgeleverd. Deze appartementen zijn in hetzelfde jaar in gebruik genomen.
Belanghebbende heeft de in verband met de bouw van de appartementen aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek gebracht. Belanghebbende heeft geen omzetbelasting voldaan over de integratielevering van de appartementen.
De Inspecteur heeft op 26 februari 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 235.980. De omzetbelasting is berekend over de grondcomponent in de prijs die voor de appartementen is overeengekomen tussen belanghebbende en [B] . Voorts heeft de Inspecteur € 16.951 aan belastingrente berekend en een verzuimboete van € 5.278 opgelegd.
Bij brief van 3 december 2015 heeft wethouder [P] van de gemeente [A] het volgende geschreven aan [L] :
“Naar aanleiding van uw verzoek doe ik u dit schrijven toekomen.
Wij hebben in de eerste helft van 2009 intensief contact gehad over de ontwikkeling van de nieuwbouw van project [Q] aan het [a-plein] te [C] . Van de zijde van de Gemeente was deze ontwikkeling gewenst, omdat er zodoende aanbod van seniorenwoningen werd gecreëerd en er hoogwaardige bebouwing aan het [a-plein] werd gerealiseerd. In samenspraak met de provincie Gelderland hebben u en ik de [X] hierbij betrokken (zie kopie samenvatting gesprek 18 februari 2009).
De projectbegroting liet een tekort van ongeveer € 1.500.000,- zien. Gezien de gewenste ontwikkeling was de gemeente bereid € 500.000,- van dit tekort voor haar rekening te nemen, mits [B] en de Provincie ook ieder € 500.000,- voor hun rekening namen.
De bijdrage van de Gemeente en de Provincie was alleen mogelijk als er ook/voornamelijk huurwoningen werden gerealiseerd. Aan deze voorwaarde werd voldaan, omdat de [X] aan het project deelnam. De [X] is de enige partij in de Gemeente [A] die sociale huurwoningen verhuurt.
Op basis van de afspraken tussen de [X] en [B] heeft de Gemeente de subsidie aanvraag ingediend bij de Provincie. De commissaris van de Koningin de heer [R] heeft [in] 2009 ook [C] bezocht en zich op de hoogte laten stellen van het project [a-plein] [C] . Begin december 2009 is de mededeling gekomen dat de subsidie is verleend. Op 6 januari 2010 is daarvan de schriftelijke bevestiging ontvangen.”
3 Geschil
In principaal hoger beroep is in geschil of belanghebbende een geslaagd beroep kan doen op de overgangsregeling in het Besluit van 23 december 2009, nr. CPP 2009/2495M (hierna: het Besluit), zodat de integratieheffing achterwege kan blijven. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende voldoet aan de voorwaarde dat vóór 31 december 2009 een aanvang is gemaakt met de realisatie van de onroerende zaken.
In incidenteel hoger beroep is de hoogte van de naheffingsaanslag in geschil.
De beslissing van de Rechtbank over de boetebeschikking is niet langer in geschil.