Hoge Raad, 19-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1062, 18/03272
Hoge Raad, 19-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1062, 18/03272
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 juni 2020
- Datum publicatie
- 19 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1062
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2018:5626
- Zaaknummer
- 18/03272
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/03272
Datum 19 juni 2020
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juni 2018, nrs. 16/00847 tot en met 16/00849, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 15/2727, AWB 15/2728 en AWB 15/2754) betreffende aan belanghebbende over tijdvakken in de jaren 2009, 2010 en 2011 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.