Home

Hoge Raad, 26-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1147, 18/02843

Hoge Raad, 26-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1147, 18/02843

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 juni 2020
Datum publicatie
26 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1147
Formele relaties
Zaaknummer
18/02843

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting; art. 15 Wet OB; leegstand van onroerende zaak; aftrek van omzetbelasting ter zake van instandhoudingskosten onroerende zaak die zich zowel voor belast als voor vrijgesteld gebruik leent.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 18/02843

Datum 26 juni 2020

ARREST

in de zaak van

[X3] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2018, nrs. 16/00915 en 16/00916, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 15/2730 en AWB 15/2731) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2011 en 2012 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente respectievelijk belastingrente, en de aan belanghebbende bij de naheffingsaanslag over het jaar 2012 gegeven boetebeschikking. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

2.1

Middel I slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/02840, ECLI:NL:HR:2020:1045.

2.2

De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.3

Uit hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, volgt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen.

3 Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met nummers 18/02840, 18/02841 en 18/02843 met elkaar samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4 Beslissing