Hoge Raad, 03-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1178, 19/04290
Hoge Raad, 03-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1178, 19/04290
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 3 juli 2020
- Datum publicatie
- 3 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1178
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:6529
- Zaaknummer
- 19/04290
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/04290
Datum 3 juli 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], België (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 augustus 2019, nr. 19/00001, betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 voor de van [A] B.V. te [Q] nageheven loonheffingen en omzetbelasting en daarmee verband houdende bedragen aan rente en kosten.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 14 december 2018, nr. 17/04058, ECLI:NL:HR:2018:2310, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (nr. 14/00486), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van het middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).