Home

Hoge Raad, 10-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1261, 19/05452

Hoge Raad, 10-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1261, 19/05452

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 juli 2020
Datum publicatie
10 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1261
Formele relaties
Zaaknummer
19/05452

Inhoudsindicatie

HR:81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/05452

Datum 10 juli 2020

ARREST

in de zaak van

[X] N.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 oktober 2019, nrs. 18/00235 en 18/00236, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/4402 en AWB 16/4403) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2010 en 2011 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting, de voor het jaar 2010 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de voor het jaar 2011 gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing