Home

Hoge Raad, 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1295, 19/05055

Hoge Raad, 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1295, 19/05055

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 juli 2020
Datum publicatie
17 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1295
Formele relaties
Zaaknummer
19/05055

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/05055

Datum 17 juli 2020

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 september 2019, nr. BK-19/00238, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 18/5288) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De stukken die belanghebbende heeft toegezonden na het verstrijken van de termijnen voor het indienen van de gronden van het beroep in cassatie en voor het indienen van een conclusie van repliek, kan de Hoge Raad niet in de beoordeling betrekken.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing