Home

Hoge Raad, 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:145, 19/03762

Hoge Raad, 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:145, 19/03762

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 januari 2020
Datum publicatie
31 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:145
Formele relaties
Zaaknummer
19/03762

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/03762

Datum 31 januari 2020

ARREST

in de zaak van

de erfgenamen van [X] , gewoond hebbende te [Z] (hierna: belanghebbenden)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juli 2019, nr. 18/00903, betreffende de aan belanghebbenden over het jaar 2010 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1 Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 21 september 2018, nr. 17/05350, ECLI:NL:HR:2018:1699, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (nr. 16/03754), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Proceskosten

5 Beslissing