Hoge Raad, 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:157, 19/01679
Hoge Raad, 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:157, 19/01679
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31 januari 2020
- Datum publicatie
- 31 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:157
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2019:644
- Zaaknummer
- 19/01679
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/01679
Datum 31 januari 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE TILBURG
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 februari 2019, nr. 18/00030, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/9202) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de reclamebelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd. Na het verstrijken van de voor de motivering van het beroep in cassatie gestelde termijn heeft belanghebbende een geschrift ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.