Home

Hoge Raad, 09-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1583, 19/05214

Hoge Raad, 09-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1583, 19/05214

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 oktober 2020
Datum publicatie
9 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1583
Formele relaties
Zaaknummer
19/05214

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/05214

Datum 9 oktober 2020

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2019, nrs. 17/00436 tot en met 17/00440, betreffende de aan belanghebbende ter zake van de jaren 2009 tot en met 2013 opgelegde boetebeschikkingen.

1 Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 11 augustus 2017, nr. 16/04756, ECLI:NL:HR:2017:1611, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, nrs. BK‑15/1086 tot en met BK‑15/1090, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Namens belanghebbende is de zaak toegelicht door A.J.C. Perdaems, advocaat te Breda.

3 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Proceskosten

5 Beslissing