Home

Hoge Raad, 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:165, 19/03032

Hoge Raad, 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:165, 19/03032

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 januari 2020
Datum publicatie
31 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:165
Formele relaties
Zaaknummer
19/03032

Inhoudsindicatie

Procesrecht, toegang tot de rechter.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/03032

Datum 31 januari 2020

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 7 mei 2019, nr. BK-18/00636, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 16/6572) betreffende aan belanghebbende voor de jaren 2008 en 2009 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Namens belanghebbende is de zaak schriftelijk toegelicht door K.M. van der Boor, advocaat te Vlaardingen.

2 Beoordeling van de klachten

2.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aan hem voor de jaren 2008 en 2009 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV). De bezwaren zijn niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

2.1.2

Belanghebbende heeft de Inspecteur vervolgens verzocht de aanslagen ambtshalve te verminderen. Tegen de afwijzing van dat verzoek heeft hij een klacht ingediend bij de Staatssecretaris, die de klacht heeft opgevat als verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule (artikel 63 AWR). De Staatssecretaris heeft die verzoeken afgewezen.

2.1.3

Belanghebbende heeft tegen de onder 2.1.1 en 2.1.2 vermelde besluiten beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gesplitst en daaraan twee zaaknummers toegekend: 16/6572 en 16/7604.

2.1.4

De Rechtbank heeft op 12 mei 2017 bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 Awb het beroep tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard. Nadat belanghebbende daartegen verzet had gedaan, heeft de Rechtbank die uitspraak op 4 december 2017 vernietigd.

2.1.5

Op 27 maart 2018 heeft de Rechtbank uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/6572 en het beroep tegen de weigering om de hardheidsclausule toe te passen voor wat betreft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2009 niet-ontvankelijk verklaard.

2.1.6

Vervolgens heeft de Rechtbank op 2 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/7604, het beroep tegen de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de aanslag IB/PVV voor het jaar 2009 gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd en de Inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.

2.1.7

Voor het Hof was onder meer in geschil of de uitspraak van de Rechtbank van 27 maart 2018 met nummer 16/6572 uitsluitend betrekking had op het besluit tot niet toepassen van de hardheidsclausule voor het jaar 2009.

2.1.8

Het Hof heeft geoordeeld dat de Rechtbank terecht had beslist dat tegen de afwijzing van een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule geen beroep openstaat. Het Hof heeft het hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank van 27 maart 2018 met nummer 16/6572 ongegrond verklaard.

2.2

Het middel betoogt onder meer dat het Hof ook uitspraak had moeten doen inzake zowel het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008 als de weigering om voor dat jaar ambtshalve vermindering te verlenen.

2.3.1

Bij de beoordeling van het middel wordt vooropgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat tegen de weigering van de Staatssecretaris om met toepassing van de hardheidsclausule de aanslag IB/PVV voor het jaar 2009 ambtshalve te verminderen, geen beroep bij de belastingrechter openstaat.

2.3.2

Het door belanghebbende bij de Rechtbank ingestelde beroep heeft betrekking op 6 besluiten: (1) de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008, (2) de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2009, (3) de uitspraak op bezwaar tegen de verzuimboete voor het jaar 2008, (4) de uitspraak op bezwaar tegen de verzuimboete voor het jaar 2009, (5) het besluit tot het niet toepassen van de hardheidsclausule met betrekking tot de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008 en (6) het besluit tot het niet toepassen van de hardheidsclausule met betrekking tot de aanslag IB/PVV voor het jaar 2009. De Rechtbank heeft het beroep gesplitst in twee zaken met de nummers 16/6572 en 16/7604. Uit de stukken blijkt niet dat de Rechtbank aan partijen heeft bericht welk zaaknummer betrekking heeft op welk(e) besluit(en).

2.3.3

De bij het Hof bestreden uitspraak van de Rechtbank met nummer 16/6572 heeft enkel betrekking op het hiervoor in 2.3.2 onder (6) vermelde besluit. De uitspraak van de Rechtbank met nummer 16/7604 heeft enkel betrekking op het met (2) aangeduide besluit. De Rechtbank heeft dus geen uitspraak gedaan met betrekking tot de met de nummers (1), (3), (4) en (5) aangeduide besluiten. Daarvan hebben er drie (de met de nummers 1,3 en 5 aangeduide besluiten) betrekking op het jaar 2008.

2.3.4

In het middel ligt besloten dat de behandeling van het beroep niet volledig is geweest. Het middel wordt in zoverre terecht voorgesteld. De Rechtbank heeft het beroep gesplitst in twee zaken en daardoor is kennelijk zowel bij de Rechtbank zelf als bij belanghebbende verwarring ontstaan op welke zaken de zaaknummers 16/6572 respectievelijk 16/7604 betrekking hebben, waarna de Rechtbank niet over alle besluiten waartegen het beroep zich richtte uitspraak heeft gedaan.

2.3.5

De Hoge Raad ziet in hetgeen in 2.3.2 tot en met 2.3.4 is overwogen aanleiding de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de Rechtbank voor beoordeling van het beroep tegen de in 2.2.2 onder (1), (3) en (4) vermelde besluiten.

2.3.6

Bij terugwijzing voor beoordeling van het beroep voor zover het is gericht tegen de in 2.2.2 onder (5) en (6) genoemde besluiten betreffende het niet toepassen van de hardheidsclausule voor de jaren 2008 en 2009 bestaat geen belang omdat het beroep daartegen niet-ontvankelijk is (zie 2.3.1). De Hoge Raad zal de zaak in zoverre afdoen.

3 Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof. Door de verwijzingsrechter zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar een vergoeding moet worden toegekend.

4 Beslissing