Hoge Raad, 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1732, 20/01393
Hoge Raad, 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1732, 20/01393
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 november 2020
- Datum publicatie
- 6 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1732
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:694
- Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBZWB:2020:1764
- Zaaknummer
- 20/01393
Inhoudsindicatie
Prejudiciële vragen. Bronstaatheffing op WAO-uitkering? Toepassing artikel 18, lid 2, Belastingverdrag Nederland-Portugal.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01393
Datum 6 november 2020
PREJUDICIËLE BESLISSING
in het geding tussen
[X] te [Z] , Portugal (hierna: belanghebbende)
tegen
de INSPECTEUR VAN DE BELASTINGDIENST (hierna: de Inspecteur)
waarin de Rechtbank Zeeland West-Brabant (hierna: de Rechtbank) bij beslissing van 15 april 2020, nr. BRE 18/4665, op de voet van artikel 27ga AWR vragen aan de Hoge Raad heeft voorgelegd ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing. De beslissing van de Rechtbank is aangehecht.
1 De procedure in feitelijke instantie
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
2 Het procesverloop bij de Hoge Raad
De Rechtbank heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd. De Rechtbank acht een antwoord op deze vragen nodig om te kunnen beslissen op het bij haar aanhangige beroep van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016.
De Staatssecretaris heeft schriftelijke opmerkingen ingediend.
Nadat de Hoge Raad ook anderen dan partijen daartoe de gelegenheid heeft geboden, zijn door de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs schriftelijke opmerkingen ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 15 juli 2020 geconcludeerd de prejudiciële vragen te beantwoorden zoals weergegeven in onderdeel 9 van zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2020:694). De conclusie is aan deze beslissing gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3 De feitelijke uitgangspunten
Belanghebbende woont vanaf 1 april 2016 in Portugal.
Zij heeft in het jaar 2016 uit Nederland onder andere een uitkering uit arbeidsongeschiktheid ontvangen ter grootte van € 22.326. Per saldo is van het inkomen in de buitenlandse periode alleen de uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO-uitkering) tot het belastbare inkomen uit werk en woning gerekend (9/12e van € 22.326), te weten € 16.745.
Belanghebbendes bezwaar is gericht tegen het in de heffing betrekken van de WAO-uitkering (ad € 16.745) in de buitenlandse periode.
Het bedrag van € 16.745 is door de Portugese belastingdienst in de heffing van de Portugese inkomstenbelasting betrokken. Het bezwaar daartegen is door de Portugese belastingdienst afgewezen.