Home

Hoge Raad, 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1733, 20/01404

Hoge Raad, 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1733, 20/01404

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 november 2020
Datum publicatie
6 november 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1733
Formele relaties
Zaaknummer
20/01404

Inhoudsindicatie

Prejudiciële vragen. Bronstaatheffing op AOW-uitkering? Toepassing artikel 18, lid 2, Belastingverdrag Nederland-Portugal.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01404

Datum 6 november 2020

PREJUDICIËLE BESLISSING

in het geding tussen

[X] te [Z] , Portugal (hierna: belanghebbende)

en

de INSPECTEUR VAN DE BELASTINGDIENST (hierna: de Inspecteur),

waarin de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) bij beslissing van 17 april 2020, nr. BRE 19/1920, op de voet van artikel 27ga AWR vragen aan de Hoge Raad heeft voorgelegd ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing. De beslissing van de Rechtbank is aangehecht.

1 De procedure in feitelijke instantie

1.1

Op de uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (hierna: AOW) van belanghebbende is in januari 2019 loonbelasting ingehouden.

1.2

Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

2 Het procesverloop bij de Hoge Raad

2.1

De Rechtbank heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd. De Rechtbank acht een antwoord op deze vragen nodig om te kunnen beslissen op het bij haar aanhangige beroep van belanghebbende tegen de inhouding van loonbelasting op zijn AOW-uitkering in de maand januari 2019.

2.2

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft schriftelijke opmerkingen ingediend. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de opmerkingen van de Staatssecretaris.

2.3

Nadat de Hoge Raad ook anderen dan partijen daartoe de gelegenheid heeft geboden, zijn door de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs schriftelijke opmerkingen ingediend.

2.4

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 15 juli 2020 geconcludeerd de prejudiciële vragen te beantwoorden zoals weergegeven in onderdeel 9 van zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2020:695). De conclusie is aan deze beslissing gehecht en maakt daarvan deel uit.

3 De feitelijke uitgangspunten

3.1

Belanghebbende woont vanaf 6 januari 2016 in Portugal.

3.2

Op 28 december 2018 heeft belanghebbende van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) bericht gekregen dat, als gevolg van een wetswijziging wat betreft de loonheffingskorting, vanaf 1 januari 2019 loonbelasting wordt ingehouden op de AOW-uitkering die belanghebbende ontvangt. Vóór 1 januari 2019 werd bij belanghebbende geen loonbelasting ingehouden op zijn AOW-uitkering in de periode waarin hij woonachtig was in Portugal.

3.3

Belanghebbende heeft vervolgens een verzoek gedaan om vrijstelling voor de inhouding van loonbelasting op zijn AOW-uitkering vanaf 1 januari 2019. De Inspecteur heeft het verzoek om vrijstelling van loonbelasting afgewezen bij brief van 11 februari 2019. In die brief is (wel) verklaard dat belanghebbende niet verplicht verzekerd is voor de volksverzekeringen en niet premieplichtig is voor de Zorgverzekeringwet, zij het dat wel een buitenlandbijdrage voor de Zorgverzekeringwet op het inkomen kan worden ingehouden.

3.4

De SVB heeft over de AOW-uitkering aan belanghebbende in januari 2019 van € 809,81 een bedrag van € 74,92 aan loonbelasting ingehouden.

3.5

De AOW-uitkering die belanghebbende heeft ontvangen in de jaren 2016, 2017 en 2018, is volledig in de Portugese belastingheffing betrokken. De uitkeringen in die jaren bedroegen onderscheidenlijk € 9.870, € 10.191 en € 10.343. De AOW-uitkering over het jaar 2019 bedraagt meer dan € 10.000.

4 De prejudiciële vragen van de Rechtbank

5 Beoordeling van de prejudiciële vragen van de Rechtbank

6 Beslissing