Hoge Raad, 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1811, 20/00747
Hoge Raad, 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1811, 20/00747
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 november 2020
- Datum publicatie
- 20 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1811
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2020:241
- Zaaknummer
- 20/00747
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00747
Datum 20 november 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. het COLLEGE VAN B & W GEMEENTE AMSTERDAM
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 januari 2020, nr. 18/00595, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 17/1682) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken, de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen, in de rioolheffing en in de afvalstoffenheffing van de gemeente Amsterdam voor het jaar 2016 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] en een verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.