Hoge Raad, 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1813, 20/01186
Hoge Raad, 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1813, 20/01186
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 november 2020
- Datum publicatie
- 20 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1813
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:500
- Zaaknummer
- 20/01186
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01186
Datum 20 november 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 februari 2020, nr. 19/00271, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 18/153) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klacht
De Hoge Raad heeft de klacht over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klacht niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klacht is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.