Hoge Raad, 04-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1916, 20/01590
Hoge Raad, 04-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1916, 20/01590
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 4 december 2020
- Datum publicatie
- 4 december 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1916
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:2880
- Zaaknummer
- 20/01590
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01590
Datum 4 december 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 april 2020, nr. 19/00179, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/6368) betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2011 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 10 september 2020 in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze brief is aangetekend verzonden en is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van de hem geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt. Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2020.