Home

Hoge Raad, 04-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1919, 20/00794

Hoge Raad, 04-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1919, 20/00794

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 december 2020
Datum publicatie
4 december 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1919
Formele relaties
Zaaknummer
20/00794

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/00794

Datum 4 december 2020

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 januari 2020, nrs. 19/00238 tot en met 19/00242, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/5021 tot en met 17/5025) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2008 en 2009 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente, de voor die jaren opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente, en de over het jaar 2010 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing