Hoge Raad, 04-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1927, 19/03950
Hoge Raad, 04-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1927, 19/03950
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 4 december 2020
- Datum publicatie
- 4 december 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1927
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:5709
- Zaaknummer
- 19/03950
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/03950
Datum 4 december 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 juli 2019, nrs. 17/00748, 17/00768, 17/00769, 17/00770 en 18/00424, op het hoger beroep van de Inspecteur en het (incidentele) hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 12 juli 2017 (nrs. WB 15/7462, 16/50, 16/53, 16/594, 16/631 en 16/707), alsmede op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 24 april 2018 (nrs. AWB 16/5397, 16/5398, 17/485 en 17/488) betreffende het door belanghebbende op aangifte voldane bedrag aan kansspelbelasting over het tijdvak januari 2014 en de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de kansspelbelasting over de tijdvakken maart 2015, mei 2015, juni 2015 en juli 2015.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie; zie onder meer HR 11 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1344).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.