Hoge Raad, 18-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2041, 20/01571
Hoge Raad, 18-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2041, 20/01571
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 december 2020
- Datum publicatie
- 18 december 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:2041
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:2790
- Zaaknummer
- 20/01571
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01571
Datum 18 december 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Monaco (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2020, nr. 18/01048, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/6735) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikking.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroep in cassatie is namens belanghebbende ingesteld door een advocaat. Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep. De griffier van de Hoge Raad heeft de advocaat bij aangetekende brief van 8 juni 2020 in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken te herstellen. De advocaat heeft daarop bij fax van 11 juni 2020 aan de griffier bericht niet meer op te treden als gemachtigde van belanghebbende. De griffier van de Hoge Raad heeft vervolgens belanghebbende in de gelegenheid gesteld het hiervoor bedoelde verzuim binnen zes weken te herstellen. Belanghebbende heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.