Hoge Raad, 03-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:585, 19/05478
Hoge Raad, 03-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:585, 19/05478
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 3 april 2020
- Datum publicatie
- 3 april 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:585
- Formele relaties
- Aanvraag tot herziening van: ECLI:NL:HR:2018:1618
- Zaaknummer
- 19/05478
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/05478
Datum 3 april 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het verzoek tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 14 september 2018, nr. 18/00486, ECLI:NL:HR:2018:1618, betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken betreffende de onroerende zaken [a-straat 1] , [a-straat 2] en [a-straat 3] te [Z] en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en de rioolheffing betreffende de onroerende zaken [a-straat 1] en [a-straat 3] te [Z] voor het jaar 2012.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening
De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld. De procureur-generaal bij de
Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020.