Hoge Raad, 15-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:871, 19/00910
Hoge Raad, 15-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:871, 19/00910
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 mei 2020
- Datum publicatie
- 15 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:871
- Formele relaties
- Herstelde arrest: ECLI:NL:HR:2020:589
- Zaaknummer
- 19/00910
Inhoudsindicatie
herstelarrest; hoogte immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/00910
Datum 15 mei 2020
HERSTELARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2020, nr. 19/00910, ECLI:NL:HR:2020:589, gewezen op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019, nr. 16/00639.
1 Het arrest in het geding
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 3 april 2020 arrest gewezen. Nadien heeft de Hoge Raad ambtshalve geconstateerd dat het arrest een misslag bevat die redelijkerwijs voor partijen kenbaar was, en die verbetering behoeft.
In rechtsoverweging 2.5.1 van het arrest van 3 april 2020 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het buiten beschouwing laten van de door het Hof wegens verknochtheid aangenomen verlenging van de redelijke termijn niet leidt tot een hogere vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep dan het bedrag van € 2.000 dat het Hof heeft toegekend. Deze gevolgtrekking berust op een misslag die de Hoge Raad zal herstellen. Blijkens de uitspraak van het Hof bedraagt de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van bezwaar en beroep 19 maanden indien rekening wordt gehouden met de hiervoor bedoelde verlenging. Het buiten beschouwing laten van die verlenging leidt ertoe dat die overschrijding 25 maanden bedraagt. De vergoeding van immateriële schade bedraagt dan € 2.500.
Hetgeen hiervoor in 1.2 is overwogen, brengt mee dat het arrest van 3 april 2020 wordt gewijzigd en aangevuld zoals hierna in 1.4 en 1.5 weergegeven.
Rechtsoverweging 2.5.1, tweede volzin, van het arrest wordt vervangen door:
“Indien deze verlenging buiten beschouwing wordt gelaten, leidt dat tot een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep van € 2.500.”.
Het tweede onderdeel van de beslissing van het arrest wordt vervangen door:
“- vernietigt de uitspraak van het Hof maar uitsluitend voor zover het betreft de beslissingen omtrent de hoogte van de door de Inspecteur en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) te vergoeden immateriële schade en de hoogte van de door de Inspecteur te vergoeden (proces)kosten,”.
Het vijfde onderdeel van de beslissing van het arrest wordt vervangen door:
“- beslist dat, indien het bedrag van de door de Hoge Raad aanvullend vastgestelde immateriële schade van € 1.000 niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum waarop dit arrest is uitgesproken,”.
De beslissing van het arrest wordt aangevuld als volgt:
“- stelt het bedrag van de door de Inspecteur te vergoeden immateriële schade vast op € 2.500,”.
2 Beslissing
De Hoge Raad:
- verbetert het arrest van 3 april 2020, nr. 19/00910, op de hierboven in 1.4 en 1.5 vermelde wijze, en
- stelt de verbeteringen op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020.