Hoge Raad, 24-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:98, 19/02104
Hoge Raad, 24-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:98, 19/02104
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 januari 2020
- Datum publicatie
- 24 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:98
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2019:1135
- Zaaknummer
- 19/02104
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/02104
Datum 24 januari 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 maart 2019, nr. 17/00113, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant (nr. BRE 15/6163) betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de erfbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Namens belanghebbende is de zaak toegelicht door A.J.C. Perdaems, advocaat te Breda.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.