Hoge Raad, 17-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1296, 20/02830
Hoge Raad, 17-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1296, 20/02830
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 september 2021
- Datum publicatie
- 17 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1296
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:2631, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/02830
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02830
Datum 17 september 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 augustus 2020, nrs. 19/00595 tot en met 19/00597, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/297, BRE 18/8057 en BRE 18/8058) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op verzoeken om teruggaaf van belasting van personenauto's en motorrijwielen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.