Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2631, 19/00595 tot en met 19/00597
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2631, 19/00595 tot en met 19/00597
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 augustus 2020
- Datum publicatie
- 10 september 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:2631
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:4231, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1296, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/00595 tot en met 19/00597
Inhoudsindicatie
BPM. Unierecht niet van toepassing bij teruggaaf BPM in verband met export. Verzoek terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat het buiten de 13-wekentermijn is ingediend. Geen recht op hogere rentevergoeding dan volgt uit artikel 30ha AWR.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00595 tot en met 19/00597
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 september 2019, nummers BRE 18/297, 18/8057 en 18/8058, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid).
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) in verband met export van drie auto’s.
De inspecteur heeft één verzoek niet-ontvankelijk verklaard en de andere twee verzoeken afgewezen.
Belanghebbende heeft telkens bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ten dele gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij tussenuitspraak van 13 maart 20201 heeft het hof gemachtigde geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaken dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en heeft belanghebbende de gelegenheid gekregen om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Belanghebbende heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 14 januari 2016 een verzoek om teruggaaf BPM gedaan voor een bedrag van € 1.998 voor een Nissan X-Trail, met VIN eindigend op [VIN 1] , wegens export van deze in Nederland geregistreerde auto. De registratie in Nederland is op 25 november 2015 beëindigd. Op 11 december 2015 is de auto in Polen geregistreerd.
De inspecteur heeft het verzoek om teruggaaf afgewezen, omdat in het kentekenbewijs uit Polen vermeld staat dat het een tijdelijke inschrijving betreft als bedoeld in artikel 1 Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 (hierna: tijdelijke inschrijving).
Belanghebbende heeft op 14 januari 2016 een verzoek om teruggaaf BPM gedaan voor een bedrag van € 1.737 voor een Citroën C-Crosser, met VIN eindigend op [VIN 2] , wegens export van deze in Nederland geregistreerde auto. De registratie in Nederland is op 29 oktober 2015 beëindigd. Op 11 december 2015 is de auto in Polen geregistreerd.
De inspecteur heeft het verzoek om teruggaaf afgewezen, omdat in het kentekenbewijs uit Polen vermeld staat dat het een tijdelijke inschrijving betreft.
Belanghebbende heeft op 13 februari 2016 een verzoek om teruggaaf BPM gedaan voor een bedrag van € 2.646 voor een Honda Jazz, met VIN eindigend op [VIN 3] , wegens export van deze in Nederland geregistreerde auto. De registratie in Nederland is op 23 september 2015 beëindigd. Op 11 februari 2016 is de auto in Polen geregistreerd.
De inspecteur heeft beslist dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat het verzoek niet binnen dertien weken is gedaan na de beëindiging van de registratie van de Honda. Tevens heeft de inspecteur voornoemd verzoek aangemerkt als een ambtshalve verzoek om teruggaaf en vervolgens afgewezen omdat de tenaamstelling in het kentekenbewijs uit Polen vermeld staat dat het een tijdelijke inschrijving betreft.
De inspecteur heeft bij zijn uitspraak op bezwaar van 7 december 2017 de bezwaren ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de zaak 18/5058 (Honda) het beroep ongegrond verklaard en in de zaken 18/297 (Nissan) en 18/5057 (Citroën) het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar in die zaken vernietigd, de verzochte teruggaaf van BPM verleend, de te vergoeden belastingrente vastgesteld over de periode 1 april 2016 tot en met 2 oktober 2019. Voorts heeft de rechtbank in alle zaken een immateriële schadevergoeding en een veroordeling in de proceskosten uitgesproken, vergoeding van griffierecht gelast en beslist dat een rentevergoeding is verschuldigd indien de bedragen aan immateriële schadevergoeding, proceskosten en griffierecht niet tijdig worden vergoed.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is het Unierecht van toepassing?
2. Is de 13-wekeneis van artikel 4a, lid 1, letter c, Uitvoeringsbesluit BPM een vervaltermijn?
3. Dient over de teruggaaf van belasting een hogere rentevergoeding te worden gegeven dan door de rechtbank is vastgesteld?
4. Is het verdedigingsbeginsel geschonden door belanghebbende niet voorafgaand aan de beslissingen op de teruggaafverzoeken te horen?
5. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke proceskosten?
6. Dient de beslissing over de immateriële schadevergoeding te worden genomen door andere rechters?
7. Is het heffen van griffierecht in strijd met het Unierecht?
8. Heeft belanghebbende recht op rentevergoeding over het terugbetaalde griffierecht?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.