Hoge Raad, 29-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:130, 20/00921
Hoge Raad, 29-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:130, 20/00921
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 januari 2021
- Datum publicatie
- 29 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:130
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:388
- Zaaknummer
- 20/00921
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00921
Datum 29 januari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 februari 2020, nrs. 19/00017, 19/00567, 19/00568 en 20/00010 tot en met 20/00012, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant (nrs. BRE 18/702 tot en met BRE 18/707) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2012 tot en met 2014 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor die jaren opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.