Hoge Raad, 17-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1327, 21/01466
Hoge Raad, 17-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1327, 21/01466
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 september 2021
- Datum publicatie
- 17 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1327
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2021:934, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/01466
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/01466
Datum 17 september 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2021, nrs. 20/00254 en 20/00255, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Haarlem (nrs. HAA 18/4280 en HAA 18/4281) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2012 en 2013 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M. Collij, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.