Hoge Raad, 24-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1379, 21/01145
Hoge Raad, 24-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1379, 21/01145
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 september 2021
- Datum publicatie
- 24 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1379
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2021:194, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/01145
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/01145
Datum 24 september 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 januari 2021, nr. 20/00567, betreffende een verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2020, nr. 19/05002, ECLI:NL:HR:2020:1245, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, nr. 18/00603, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.J.C. Merkus, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).