Hoge Raad, 15-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1539, 20/00146
Hoge Raad, 15-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1539, 20/00146
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2021
- Datum publicatie
- 15 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1539
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:10945, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00146
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00146
Datum 15 oktober 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2019, nr. 18/00997, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/7415) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door W.J.M. Mulder, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.