Hoge Raad, 22-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1586, 21/00228
Hoge Raad, 22-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1586, 21/00228
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2021
- Datum publicatie
- 22 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1586
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:10509
- Zaaknummer
- 21/00228
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00228
Datum 22 oktober 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2020, nrs. 19/1077 en 19/10781, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. ARN 18/4497 en 18/4498) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan overdrachtsbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M. Klomp, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.