Home

Hoge Raad, 05-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1657, 20/03571

Hoge Raad, 05-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1657, 20/03571

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
5 november 2021
Datum publicatie
5 november 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1657
Formele relaties
Zaaknummer
20/03571

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/03571

Datum 5 november 2021

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2020, nrs. 19/01761 en 19/017621, betreffende een aan belanghebbende over tijdvakken in de jaren 2010 en 2011 opgelegde naheffingsaanslag in de accijns en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 29 november 2019, nr. 18/00474, ECLI:NL:HR:2019:1861, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, nrs. BK17/00426 en BK-17/00427, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M. Tsoutsanis, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

3 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Proceskosten

5 Beslissing