Hoge Raad, 10-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1857, 20/03348
Hoge Raad, 10-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1857, 20/03348
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 december 2021
- Datum publicatie
- 10 december 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:1857
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2020:2017
- Zaaknummer
- 20/03348
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03348
Datum 10 december 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 september 2020, nr. BK-19/005001, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Kaag en Braassem tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 19/379) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2018 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G.D. van der Lei, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.