Home

Hoge Raad, 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:419, 20/01835

Hoge Raad, 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:419, 20/01835

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 maart 2021
Datum publicatie
19 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:419
Formele relaties
Zaaknummer
20/01835

Inhoudsindicatie

Overschrijding redelijke termijn en art. 7:10, lid 3, Awb.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01835

Datum 19 maart 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 mei 2020, nrs. 19/00266 en 19/00273, op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 17/6432) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente en een verzoek om vergoeding van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het

beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2. Beoordeling van de uitspraak van het Hof naar aanleiding van het middel en ambtshalve

2.1

Het Hof heeft het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank gegrond verklaard. Dat hoger beroep was gericht tegen het toekennen van een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor behandeling van de zaak in bezwaar en beroep.

2.2

Die uitspraak van de Rechtbank bevat geen beslissing tot het toekennen van zo een schadevergoeding. Het Hof had het hoger beroep van de Inspecteur daarom nietontvankelijk moeten verklaren.

2.3

De uitspraak van het Hof moet worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep.

3 Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

- verklaart het beroep in cassatie gegrond,

- vernietigt de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend voor zover daarin het door de Inspecteur onder nummer 19/00273 ingestelde hoger beroep gegrond is verklaard,

- verklaart dit door de Inspecteur ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk,

- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 131, en

- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 2.136, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2021.