Hoge Raad, 15-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:46, 20/00201
Hoge Raad, 15-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:46, 20/00201
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 januari 2021
- Datum publicatie
- 15 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:46
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:10581
- Zaaknummer
- 20/00201
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00201
Datum 15 januari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2019, nrs. 18/00100 en 18/00101, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 14/6229 en 14/8975) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2007 en 2010 opgelegde (navorderings)aanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.