Home

Hoge Raad, 15-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:59, 20/01606

Hoge Raad, 15-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:59, 20/01606

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 januari 2021
Datum publicatie
15 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:59
Formele relaties
Zaaknummer
20/01606

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01606

Datum 15 januari 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 7 april 2020, nrs. 18/00614 tot en met 18/00617, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 16/5044 tot en met 16/5074) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2010 tot en met 2013 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen, de voor de jaren 2010, 2012 en 2013 opgelegde navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffings- en belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing