Hoge Raad, 23-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:663, 19/02640
Hoge Raad, 23-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:663, 19/02640
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 april 2021
- Datum publicatie
- 23 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:663
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:3534, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/02640
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/02640
Datum 23 april 2021
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 april 2019, nrs. 18/00358 tot en met 18/00366, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/6775 tot en met AWB 16/6777, AWB 16/6779 tot en met AWB 16/6783 en AWB 16/7577) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de tijdvakken 7 december 2011 tot en met 31 december 2011, 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2015, en ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting over tijdvakken in 2012, 2013, 2014 en 2015.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.G.D. Pot, heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.