Home

Hoge Raad, 07-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:708, 20/00171

Hoge Raad, 07-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:708, 20/00171

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 mei 2021
Datum publicatie
7 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:708
Formele relaties
Zaaknummer
20/00171

Inhoudsindicatie

artikel 1, lid 7 (in 2008 lid 3), SW; artikel 7:186, lid 2, BW; schenking; aangaan beperkte gemeenschap van goederen in huwelijkse voorwaarden.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/00171

Datum 7 mei 2021

ARREST

in de zaak van

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

tegen

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2019, nr. 18/01036, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 17/2566) betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2008 opgelegde navorderingsaanslag in het recht van schenking. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.G. Corver, heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 26 oktober 2020 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.1

De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende is op 22 september 2008 gehuwd met [G] (hierna: de echtgenoot). Voorafgaand aan het huwelijk zijn de echtgenoten huwelijkse voorwaarden aangegaan. Daarbij zijn zij onder meer het volgende overeengekomen:

- de echtgenoten maken gebruik van de door artikel 1:93 BW gegeven mogelijkheid om af te wijken van de wettelijke algehele gemeenschap van goederen en komen overeen dat zij van de algehele gemeenschap van goederen uitsluiten alle tegenwoordige en toekomstige goederen van de echtgenoten met uitzondering van een in deze voorwaarden genoemde bank- en effectenrekening, en alle schulden van ieder der echtgenoten met uitzondering van de schulden die betrekking hebben op de bank- en effectenrekening;

- de echtgenoten zijn verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking, welke vergoedingen terstond opeisbaar zijn, een en ander voor zover niet anders overeengekomen;

- de kosten der huishouding komen ten laste van het inkomen van de man en voor zover dat ontoereikend is ten laste van het vermogen van de man.

2.2

Op de in 2.1 bedoelde bankrekening heeft de echtgenoot op of rond 1 september 2008 een bedrag gestort van € 10 miljoen.

2.3

De echtgenoot is in 2012 overleden. Erfgenamen zijn belanghebbende en twee kinderen van de echtgenoot. De drie erfgenamen hebben op 14 oktober 2013 een vaststellingsovereenkomst gesloten teneinde de omvang van de beperkte gemeenschap vast te stellen. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer bepaald dat de gezamenlijke erfgenamen een schuld aan de beperkte gemeenschap hebben van € 600.000, aangezien de echtgenoot van de bankrekening € 600.000 meer heeft opgenomen dan belanghebbende. De waarde van de beperkte gemeenschap per sterfdatum is vastgesteld op € 8.128.116.

2.4

De Inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag in het recht van schenking opgelegd naar een schenking van € 5 miljoen bij het aangaan van het huwelijk in 2008.

3 De procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was in geschil of terecht recht van schenking is geheven.

3.2

Het Hof heeft geoordeeld dat bij het aangaan van het huwelijk geen schenking kan worden aangenomen. Daartoe heeft het Hof overwogen dat de echtgenoot door de storting op de bankrekening een vordering van € 10 miljoen op de bank heeft verkregen en dat dat vorderingsrecht, dat naar zijn aard in hoogte zal fluctueren, tot de beperkte gemeenschap is gaan behoren. Tijdens het huwelijk kan (afgezien van wijziging huwelijkse voorwaarden) niet worden overgegaan tot beëindiging van de beperkte gemeenschap. Zolang die beperkte gemeenschap bestaat, is niet bekend wat de echtelieden aan het einde van de gemeenschap kunnen verdelen. De omvang van de beperkte gemeenschap kan immers aan het einde van de gemeenschap zijn toe- of afgenomen. Daarvan uitgaande kan ten tijde van het aangaan van het huwelijk geen sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving en dus ook niet van een schenking, aldus het Hof. Daarbij merkt het Hof op dat het rechtsgevolg van dit oordeel naar zijn inzicht in overeenstemming is met eerdere rechtspraak van de Hoge Raad, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 1959, ECLI:NL:HR:1959:AY1786.

4 Beoordeling van het middel

5 Proceskosten

6 Beslissing