Hoge Raad, 07-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:716, 21/01009
Hoge Raad, 07-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:716, 21/01009
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 mei 2021
- Datum publicatie
- 7 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:716
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:3744, Niet ontvankelijk
- Herziening: ECLI:NL:HR:2022:1545
- Zaaknummer
- 21/01009
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/01009
Datum 7 mei 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door [A],
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, nr. 19/00555, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 augustus 2019 (nr. BRE 17/7432) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van het Hof heeft op de uitspraak aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 7 januari 2021.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 10 maart 2021 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 18 februari 2021. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 16 maart 2021 in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd, of mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn op 30 maart 2021 ontvangen brief aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2021.