Hoge Raad, 21-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:750, 20/01940
Hoge Raad, 21-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:750, 20/01940
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 mei 2021
- Datum publicatie
- 21 mei 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:750
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:154, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:1199, Overig
- Zaaknummer
- 20/01940
Inhoudsindicatie
Incidentele vordering tot voeging. Vereisten voor voeging (art. 217 Rv). Precedentwerking.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/01940
Datum 21 mei 2021
ARREST
In de zaak van
STICHTING LOTERIJ INCASSO,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES in het incident,
hierna: Stichting Loterij Incasso,
advocaat: C.S.G. Janssens,
tegen
STAATSLOTERIJ B.V.,gevestigd te Den Haag,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incident,
hierna: Staatsloterij,
advocaat: J. de Bie Leuveling Tjeenk,
en tegen
[verweerder],wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie en in het incident,
hierna: [verweerder],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
het vonnis in de zaak 6081786 \ CV EXPL 17-5443 van de kantonrechter te Roermond van 9 mei 2018;
-
het arrest in de zaak 200.244.287/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 april 2020.
Staatsloterij heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
Stichting Loterij Incasso heeft bij incidentele conclusie gevorderd zich in het geding tussen partijen aan de zijde van [verweerder] te mogen voegen.
Staatsloterij heeft een verweerschrift tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing van de incidentele vordering tot voeging ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot referte ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot afwijzing van de incidentele vordering tot voeging van Stichting Loterij Incasso.
2 Beoordeling van de incidentele vordering tot voeging
Voor de beoordeling van de incidentele vordering tot voeging van Stichting Loterij Incasso kan worden uitgegaan van het volgende.
(i) Staatsloterij exploiteert de Nederlandse Staatsloterij.
(ii) [verweerder] heeft in de periode 2000-2008 meermaals deelgenomen aan de Staatsloterij.
(iii) Hierbij heeft [verweerder] € 5.247,50 aan loten uitgegeven en € 2.336,95 aan prijzengeld gewonnen.
(iv) In 2013 heeft het gerechtshof Den Haag in een door Stichting Loterijverlies aangespannen collectieve actie voor recht verklaard dat Staatsloterij gedurende de periode 2000 tot en met 2007 misleidende mededelingen heeft gedaan over het wel of niet gegarandeerd zijn van de prijzen, de winkansen en het aantal gewonnen prijzen en dat Staatsloterij hierdoor in strijd heeft gehandeld met art. 6:194 (oud) BW. Daarnaast is voor recht verklaard dat Staatsloterij in 2008 misleidende mededelingen heeft gedaan over de hoogte van prijzen en hierdoor in strijd heeft gehandeld met art. 6:194 (oud) BW.1 Het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is verworpen.2
In dit geding vordert [verweerder] onder meer een verklaring voor recht dat Staatsloterij onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en vergoeding van zijn schade. Het hof heeft voor recht verklaard dat Staatsloterij onrechtmatig jegens [verweerder] heeft gehandeld en heeft Staatsloterij veroordeeld tot betaling aan [verweerder] van in hoofdsom € 5.423,03.3
In het door Staatsloterij tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep heeft Stichting Loterij Incasso gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van [verweerder]. Zij heeft haar belang bij voeging als volgt toegelicht. Stichting Loterij Incasso is opgericht met als specifiek, statutair doel de belangenbehartiging van haar deelnemers ter zake van het vaststellen en incasseren van vorderingen op Staatsloterij en het verkrijgen van schadevergoeding. De belangen van [verweerder] en Stichting Loterij Incasso lopen volledig parallel. De uitkomst van de cassatieprocedure in de zaak van [verweerder] is van evident belang voor de rechtspositie van Stichting Loterij Incasso. In deze cassatieprocedure zullen onderwerpen aan de orde komen zoals causaliteit tussen de onrechtmatige mededelingen van Staatsloterij en de schade van de deelnemers, de wijze van vaststelling van die schade en voordeelstoerekening, die ook aan de orde zullen komen in gedingen die Stichting Loterij Incasso in de toekomst aanhangig zal moeten maken indien geen minnelijke regeling tot stand wordt gebracht. Daarnaast is de cassatieprocedure in de zaak van [verweerder] voor Stichting Loterij Incasso van feitelijk belang voor de voortgang van de vaststelling van de schade. Vernietiging van het bestreden arrest zal onherroepelijk leiden tot grote vertraging in de verwezenlijking van de doelstellingen van Stichting Loterij Incasso.
Ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert.4 In de mogelijke precedentwerking van die uitspraak is dus niet reeds een voldoende belang gelegen, ook niet indien sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen.5
Het door Stichting Loterij Incasso gestelde belang bij deze cassatieprocedure in verband met de onderwerpen die daarin aan de orde zullen komen, heeft uitsluitend betrekking op de precedentwerking van het te wijzen arrest. Dat belang is niet een belang dat art. 217 Rv beoogt te beschermen. Dat geldt ook voor het door Stichting Loterij Incasso gestelde belang dat een vernietiging van de bestreden uitspraak zal leiden tot grote vertraging in het bereiken van haar doelstelling. De vordering moet dus worden afgewezen.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- wijst de incidentele vordering tot voeging af;
- veroordeelt Stichting Loterij Incasso in de kosten van dit incident, tot op deze uitspraak aan de zijde van Staatsloterij begroot op € 800,-- aan salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Stichting Loterij Incasso deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van [verweerder] op nihil;
- verwijst de zaak naar de roldatum 3 september 2021 voor schriftelijke toelichting.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 21 mei 2021.