Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:906, 20/03722
Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:906, 20/03722
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 juni 2021
- Datum publicatie
- 11 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:906
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:8020, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/03722
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03722
Datum 11 juni 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 oktober 2020, nr. 19/01716, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/6275) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door Ph. Boerman, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van het middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.