Home

Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:909, 20/04295

Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:909, 20/04295

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 juni 2021
Datum publicatie
11 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:909
Formele relaties
Zaaknummer
20/04295

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/04295

Datum 11 juni 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

vertegenwoordigd door [P]

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 november 2020, nr. 20/00376, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van Rechtbank Gelderland (nr. AWB 19/4125) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2016 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.

De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet–ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2021.