Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:911, 19/03180
Hoge Raad, 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:911, 19/03180
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 juni 2021
- Datum publicatie
- 11 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:911
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2019:1972, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/03180
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/03180
Datum 11 juni 2021
ARREST
in de zaak van
[X1] en [X2] te [Z] (hierna: belanghebbenden)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 mei 2019, nrs. 17/00506, 17/00507, 17/00509 en 17/00510, op het hoger beroep van belanghebbenden en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/960 tot en met BRE 16/965) betreffende de aan elk van belanghebbenden voor de jaren 2011 en 2012 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente respectievelijk belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden, vertegenwoordigd door A.J.C. Perdaems, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.