Home

Hoge Raad, 25-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1739, 21/03663

Hoge Raad, 25-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1739, 21/03663

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 november 2022
Datum publicatie
25 november 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1739
Formele relaties
Zaaknummer
21/03663

Inhoudsindicatie

Procesrecht; art. 7:2 Awb; art. 8:75 Awb; niet verschijnen op een door de inspecteur gepland gesprek om te worden gehoord over bezwaren; differentiatie per 1 juli 2021 van de waarde per punt in onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht in strijd met het discriminatieverbod.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/03663

Datum 25 november 2022

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 augustus 2021, nrs. 19/01394 tot en met 19/014001, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 18/2535 tot en met AWB 18/2537 en AWB 18/2539 tot en met AWB 18/2542) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende heeft op aangifte bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan ter zake van zeven personenauto’s. Zij heeft een gemachtigde aangewezen die namens haar tegen die voldoeningen bezwaarschriften heeft ingediend (hierna: de gemachtigde).

2.2

De Inspecteur heeft op 1 maart 2018 de gemachtigde uitgenodigd voor een gesprek op 22 maart 2018 om te worden gehoord over de hiervoor in 2.1 bedoelde bezwaren voordat hij daarop zou gaan beslissen. Het betrof een derde uitnodiging voor een hoorgesprek in deze zaken. Op 15 maart 2018 hebben de Inspecteur en de gemachtigde met elkaar gesproken over in deze en ook in andere zaken te houden hoorgesprekken die de Inspecteur met de gemachtigde had gepland op 20, 22 en 27 maart 2018. De gemachtigde heeft de Inspecteur toen meegedeeld dat hij nog niet kon zeggen of hij op deze data en tijdstippen aanwezig zou zijn en dat de Inspecteur dat wel zou merken.

2.3

De gemachtigde is - zonder berichtgeving vooraf - niet verschenen op het in de onderhavige zaken geplande hoorgesprek van 22 maart 2018. De Inspecteur heeft vervolgens bij uitspraak met dagtekening 30 maart 2018 de bezwaren tegen de hiervoor in 2.1 bedoelde voldane bedragen afgewezen.

2.4

Belanghebbende heeft vervolgens tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft elk beroep afzonderlijk als zaak geregistreerd onder zaaknummers AWB 18/2535, AWB 18/2536, AWB 18/2537, AWB 18/2539, AWB 18/2540, AWB 15/2541 respectievelijk AWB 18/2542. Zij heeft de beroepen tegelijkertijd behandeld en daarop in één geschrift uitspraak gedaan.

2.5

De Rechtbank heeft het beroep met zaaknummer AWB 18/2536 gegrond verklaard en de overige beroepen ongegrond verklaard. In verband met de gegrondverklaring van het beroep met zaaknummer AWB 18/2536 heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand ter zake van dat beroep. De Rechtbank heeft de hoogte van de vergoeding van die kosten vastgesteld aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en de daarbij behorende bijlage zoals dat Besluit en die bijlage op de datum van doen van haar uitspraak (30 september 2019) luidden.

3 De oordelen van het Hof

3.1

Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur voldoende heeft ondernomen om te voldoen aan zijn verplichting om de gemachtigde in de gelegenheid te stellen te worden gehoord voordat hij op de bezwaren zou gaan beslissen en dat de gemachtigde van die gelegenheid klaarblijkelijk geen gebruik heeft willen maken.

3.2

Het Hof heeft verder geoordeeld dat belanghebbende ter zake van de registratie van de personenauto waarop het beroep met zaaknummer AWB 18/2540 betrekking heeft, een te hoog bedrag aan bpm heeft voldaan. Het heeft bij uitspraak van 3 augustus 2021 de uitspraak van de Rechtbank in die zaak vernietigd, de bestreden uitspraak van de Inspecteur vernietigd en het voor de desbetreffende personenauto verschuldigde bedrag aan bpm verminderd. Het Hof heeft de Inspecteur veroordeeld in de kosten van belanghebbende voor de in het hoger beroep beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Bij de vaststelling van de hoogte van die vergoeding is het Hof uitgegaan van de waarde per punt als vermeld in punt 1 van onderdeel B1 van de bij het Besluit behorende bijlage zoals die met ingang van 1 juli 2021 luidde.

3.3

Het Hof heeft geen aanleiding gezien om de Inspecteur te veroordelen tot een hogere vergoeding dan de hiervoor in 2.5 bedoelde, door de Rechtbank vastgestelde vergoeding voor proceskosten. Hieraan heeft het Hof ten grondslag gelegd dat de bij de Rechtbank onder de nummers AWB 18/02536 en AWB 18/2540 behandelde zaken met elkaar samenhangen in de zin van artikel 3 van het Besluit.

4 Beoordeling van de middelen

5 Proceskosten

6 Beslissing