Hoge Raad, 16-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1880, 21/00657
Hoge Raad, 16-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1880, 21/00657
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 december 2022
- Datum publicatie
- 16 december 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:1880
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2021:4
- Zaaknummer
- 21/00657
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00657
Datum 16 december 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 6 januari 2021, nr. BK-20/003541, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 19/5575) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door T.H. Huisman, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.